Hollumer molenaar maakte goede sier met Frans adellijk wapen op correspondentie

Het wapenstempel op de foto vertelt een bijzonder verhaal. Een zoektocht brengt heel wat feiten aan het licht, maar dit bijzondere object, een van de oudste in de collectie van de Amelander Musea, is ook met de nodige raadsels omgeven. Was het van Franse edelen die tijdens de Franse revolutie in 1789 naar Nederland waren gevlucht en een gastvrij onderdak vonden bij de Cammingha’s, de heren van Ameland? Was het van een op Ameland gelegerde Franse soldaat uit de Napoleontische tijd?

Eerst maar eens de feiten. Wat we met zekerheid kunnen zeggen is dat het stempel op Ameland werd gebruikt door Willem Hendriks de Boer (1783-1851). Hij ondertekende er zijn brieven mee, stempelde op enveloppen en zette het op administratieve documenten. Voor dit verhaal is het belangrijk  te weten dat Willem in het derde decennium van de negentiende eeuw de afgekeurde molen van Ballum kocht. De nog bruikbare restanten gebruikte hij voor de bouw van de eerste molen in Hollum. Dat was in 1840.

We slaan dan twee generaties, en ruim een eeuw,  over en komen terecht bij Jan de Boer (1887-1973), een kleinzoon van Willem Hendriks. Jan kreeg op enig moment het stempel in zijn bezit; of hij het van zijn opa Willem of zijn vader Dirk had gekregen, is niet bekend. Ergens in de jaren ’50 van de vorige eeuw schonk Jan de Boer het stempel aan zijn neef Leo de Snaijer, die het in 2020 schonk aan de Amelander Musea. De Snaijer herinnert zich nog dat zijn oom Jan vertelde dat zijn opa het stempel vond bij de molen. Dat zou dus heel goed in 1840 bij de bouw van de molen kunnen zijn gebeurd.

Maar wie behoorde het stempel oorspronkelijk toe?

Het is maar goed dat redacteur H. Wadman van het Geïllustreerd Schildersblad, een uitgave van drukkerij Eisma in Leeuwarden, niet alleen alles wist van schilderen en behangen, maar ook erg geïnteresseerd was in heraldiek. Jan de Boer, geboren en getogen op Ameland, gediplomeerd schilder en behanger in Amersfoort, had zich eind 1939, begin 1940 tot de redactie van zijn vakblad gericht met de vraag of zij konden achterhalen welke familie het wapen op het stempel gebruikte. Wadman ging er vol in. Hij was in het bezit van de Groote Rietstap, het standaardwerk van de Europese adel (zie kader) waarin duizenden familiewapens waren beschreven. In een in januari 1940 gedateerde brief aan Jan de Boer schrijft Wadman dat de symbolen en figuren overeenkomsten vertonen met de familiewapens van de Drentse familie Van Swinderen en de uit Frankrijk afkomstige familie Des Tombes. Een maand later is Wadman al wat verder en zet hij een streep door zijn aanvankelijke bevindingen. Uit nader onderzoek weet hij nu zeker dat het wapen werd gebruikt door de Franse familie Pilé, schrijft hij aan Jan de Boer. (zie kader).

In dezelfde brief uit februari 1940 speculeert Wadman ook over het stempel en de relatie met Ameland. “Of een der leden van de familie (Pilé) tijdens de Fransche revolutie naar ons land is uitgeweken en een toevlucht heeft bij de adellijke familie Cammingha op de zich toentertijd op Ameland te Ballum bevindende Cammingha-borg of in de Napoleontische tijd met de Franse bezettingstroepen op Ameland is geweest en bij die gelegenheid het stempel heeft verloren, het zal wel eeuwig een geheim blijven.”

Van de twee mogelijkheden die Wadman noemt, kunnen we de eerste – de relatie met de Cammingha’s- schrappen. Toen de Franse revolutie in 1789 uitbrak, waren de Cammingha’s al bijna een eeuw van het eiland. Duco van Cammingha, zoon van Rixt van Donia, de weduwe van Watse Frans van Cammingha, stierf in 1680 een vroegtijdige dood en daarmee kwam een einde aan het Cammingha-tijdperk op Ameland. Rixt overleed een jaar later en Ameland kwam in handen van haar erfgenamen, de familie Thoe Schwartzenburg en Hohelansberg.

De tweede mogelijkheid die Wadman noemt is veel waarschijnlijker. Nadat het eiland eeuwenlang zelfstandig was geweest en in eigendom was geweest van de Cammingha’s en vervolgens in handen was geweest van de familie Thoe Schwartzenburg en Hohelansberg, Henriëtte Amalia van Anholt-Dessau en de Oranjes, was het in 1795 gedaan met de zelfstandigheid van Ameland. Nederland kwam onder directe invloed van het Frankrijk van Napoleon. Ook op Ameland kwamen Franse soldaten. In het Memori Boeck beschrijft de Hollumer winkelier en Doopsgezinde voorganger Cornelis Pieter Sorgdrager hoe de Fransen in 1795 naar het eiland kwamen en bij Amelanders werden ingekwartierd.

Schrijver Matthijs Deen heeft in zijn boek De Wadden: een geschiedenis de gortdroge taal van Sorgdrager omgezet in zeer leesbaar proza. In de vroege ochtend van de 17e mei 1795 kwamen de eerste Franse huzaren Hollum binnenrijden. “De ruiters maakten later op de dag een rondje om de west om naar het zeegat te kijken en reden toen naar Nes, waar ze een kroeg binnengingen om te eten en te drinken. Pas diep in de nacht kwamen ze weer naar buiten. Ze gingen zingend langs de wegen, urineerden tegen walvisbenen tuinafzettingen, smeten met een kroes een raam in, sloegen na boos commentaar een voordeur aan stukken.”

De eerste soldaten werden daarna afgelost door tweehonderd andere Fransen. Troepen kwamen en gingen. Hun verblijf leverde vervolgens weinig problemen op; ze schikten zich snel naar de Amelander gewoonten en hadden het op het eiland erg naar hun zin. “Bij vertrek der Fransen”, schrijft Sorgdrager enige jaren later, "waren enigen van hun droevig en mismoedig. Ze namen van hun huisheren ordentelijk afscheid. Veel meisjes mochten hun ook heel wel leiden”

Onder de Franse soldaten heeft zich mogelijk een telg uit de adellijke familie Pilé bevonden. Of het een volwassen soldaat was of een van de kindsoldaten met kinderpokken die volgens Sorgdrager om hun moeders schreeuwden, weten we niet. Ergens rond 1800 moet hij het wapenstempel hebben verloren dat later werd gevonden door Willem Hendriks de Boer.

Handvat is er later opgezet

Het houten handvat van het wapenstempel is niet origineel. Jan de Boer vertelde aan Leo de Snaijer dat zijn overgrootvader, molenaar Willem Hendriks de Boer, dat zelf heeft gemaakt. Hij had alleen het koperen wapenstempel gevonden. Jan de Boer heeft het handvat daarna nog wat verfraaid.

Het wapen

Dit wapen staat op het stempel. Het staat als het familiewapen van de Franse familie Pilé beschreven in de Groote Rietstap, een standaardwerk over de Europese heraldiek.  De keper, de twee met elkaar verbonden schuine lijntjes, werd vaker gebruikt in wapens van adellijke families. Het kan verwijzen naar het woord pijl, een passer of naar een onderdeel van een dakconstructie.

De geschiedenis van de familie Pilé of Pile gaat terug naar de Middeleeuwen. Als eerste komen we de naam tegen in archieven van de Franse regio Normandië. De familie zwermde al snel uit over Europa en Amerika. In 1435 wordt in Engeland een Pierre Pile in de adelstand verheven. In 1610 stierf in Leiden een Ysaack Pile. Ruim een halve eeuw vestigde de eerste Pile, Judeth, zich in Virginia.


Johannes Baptista Rietstap.

Rietstap

Johannes Baptista Rietstap (1828-1891) wordt wel de vader van de moderne heraldiek genoemd. In zijn in 1861 gepubliceerde Handboek der Wapenkunde beschrijft hij 110.000 adellijke families. Hij werd vanaf 1872 de belangrijkste contribuant van artikelen in het door hem uitgegeven Tijdschrift voor Heraldiek, Genealogie, Zegels en Medailles.   


De brieven van Wadman aan Jan de Boer

In deze brieven uit begin 1940 legt redacteur H. Wadman van het Geïllustreerd Schildersblad aan Jan de Boer uit hoe hij achter de identiteit van de familie achter het stempel is gekomen.

Collectie Amelander Musea