Het wippertoestel
Het redden van bemanningsleden van bij de kust gestrande schepen was in de negentiende eeuw een gevaarlijke operatie. Door de branding waren gestrande schepen voor roeireddingsboten vaak moeilijk bereikbaar. Ook de redders liepen daardoor gevaar.
Op verschillende reddingstations langs de Nederlandse kust werden in 1890 proeven genomen met het lijn-en wippertoestel, ook wel vuurpijltoestel genoemd. Met dat apparaat werd een metalen pijl met daaraan verbonden een dunne lijn over het gestrande schip geschoten. De pijl kon een afstand tot 385 meter overbruggen.
Nadat op die manier een verbinding met het gestrande schip was gemaakt haalde de bemanning van het gestrande schip een aan de dunne lijn vastgemaakte dikke tros over. Aan die tros werd met een katrol een zogenoemde ‘broek’ verbonden waarin schipbreukelingen gingen zitten. Daarin werden ze naar de veilige wal getrokken.
In 1892 kreeg Ameland een vuurpijltoestel. Het werd geplaatst in een huisje bij Ballum. In de jaren ’30 van de vorige eeuw werd de installatie verplaatst naar Nes. In 1975 is het toestel voor het laatst gebruikt bij een reddingsactie.
Met de komst van steeds betere reddingsmiddelen - er kwamen onder meer een truck met reddingsmiddelen en een reddingsvlet, snellere reddingboten en helikopters - verloor het lijn-en wippertoestel zijn functie. In 2009 werd er met het afschieten van de laatste drie ‘raketten’ afscheid van genomen.
De installatie staat nu opgesteld in het Maritiem Centrum Abraham Fock in Hollum. Samen met een handbediend aggregaat dat de stroom leverde voor een lamp die bij nacht en ontij de plek van de reddingsoperatie verlichtte.
Te zien in: Maritiem Centrum Abraham Fock
Met een pijl werd een een dunne lijn over het schip ov er het schip in nood geschoten.
Aan dat touw werd een mandje bevestigd met plaats voor één persoon.