Een kapiteinsprent met een alcoholgeurtje

Tot het einde van het zeiltijdperk in de koopvaardij lieten kapiteins vaak afbeeldingen maken van de schepen waarop ze voeren. In overleg met de schilder werd bepaald hoe het schip moest worden afgebeeld. Het resultaat werd in de huiskamers opgehangen.

Deze genrestukjes worden kapiteinsprenten genoemd. Ook Amelander kapiteins lieten hun schepen vereeuwigen. De Amelander Musea hebben enkele in de collectie. Twee ervan zijn afgebeeld, de overige volgen later. 

Over de Christina Agatha en zijn kapitein valt wel iets meer te vertellen. Olfert Pieters Lap - in Hollum is een straat naar hem vernoemd - overleed op 19 juni 1854 aan boord van de Christina Agatha. Het schip bevond zich op dat moment volgens de ene bron ter hoogte van de Engelse Kanaaleilanden, een andere bron spreekt van de Azoren. Uiteindelijk zou het drie weken duren voordat Olfert Pieter in Hollum kon worden begraven. Dat de Amelander kapitein geen zeemansgraf kreeg dankt hij aan de Amelanders aan boord. Ze timmerden een kist, maakten die met pek waterdicht en goten hem vervolgens vol met arak, een sterke drank uit Indië. Geheel ondergedompeld in de alcohol maakte Lap zijn laatste reis naar Hollum.  

De Leeuwarder Courant eerde Lap als een 'braven en algemeen beminder gezagvoerder en een voor de maatschappij zeer nuttig lid.' Het eiland verloor met hem 'een waardig en oprecht, edel en veel nut stichtend burger.'

Er zijn er die voor minder hun naam op een straatnaambordje kregen.  


De techniek van kapiteinsprenten

Makers van kapiteinsprenten gebruikten vaak dezelfde techniek. Eerst werd de voorstelling met potlood opgezet. De fijne lijnen en contouren werden met de pen getrokken. Voor de contrasten gebruikten schilders dekverf, waarna de voorstelling in waterverf zijn definitieve vorm kreeg. Om de prent goed te houden werd hij meestal gefixeerd met eiwit. In enkele gevallen werd voor het fixeren zinkwit gebruikt. Dat oxideert na verloop van tijd en verklaart waarom  de golven op sommige prenten soms zwarte in plaats van witte schuimkoppen hebben. 

Bekende makers van kapiteinsprenten waren J. Spin , D.A. Teupken en zijn zoon D.A.F. Teupken, J. Mooy, L.G. Haccou en N. Cammillieri.


Afbeelding van het schip Christina Agatha uit Amsterdam, waarop in 1847 de Amelander kapitein O.P. Lap gezagvoerder was. Te zien in de stijlkamer  van het Sorgdragerhuis.

Afbeelding van de Johanna Maria Christina. Gezagvoerder was G. Gorter. Te zien in de stijlkamer van het Sorgdragerhuis. 


Riganappen en potten

Het zij maar eenvoudige voorwerpen, de Riganappen op deze pagina. Maar deze in de kleuren rood, zwart en goud beschilderde houten kommen vertellen een belangrijk deel van de geschiedenis van de koopvaardij. Dat de Vereenigde Oostindische Compagnie Nederland veel welvaart bracht is algemeen bekend. Toch zijn er lange periodes geweest dat de handel op de Oostzee meer geld in het laadje bracht.

De omvang van die handel wordt beetje bij beetje duidelijk nu de Sonttolregisters worden gedigitaliseerd en online beschikbaar komen. In die registers van de tolheffing bij de Sont staan de namen van schippers, hun woonplaats, de haven van vertrek, de lading en de bestemming van 1,7 miljoen doorvaarten tussen 1497 en 1857.

Ongeveer de helft van de Sontschippers was Nederlands. Tussen 1686 en 1817 voeren gemiddeld per jaar tachtig Amelanders van en naar de Oostzee. Aan deze handel dankte Ameland een belangrijk deel van zijn welvaart in de 17e, 18e en begin van de 19e eeuw. Terug naar de Riganap. Anders dan de naam doet vermoeden komen de nappen - de grotere exemplaren worden ook wel Archangelse bakken genoemd - niet uit de hoofdstad van Letland. Ze werden gemaakt op het platteland van Rusland. Ze waren erg populair onder zeevarenden die op de Oostzee voeren. Ze namen ze als souvenir mee naar huis. De naar Nederland meegenomen nappen werden hier gebruikt als siervoorwerp of als afwasbakje. Ze werden dan voorzien van een koperen binnenbak. Riganappen en andere houten voorwerpen uit Rusland zijn later in museale collecties opgenomen. Ook de Amelander Musea hebben enkele exemplaren in de vaste expositie.

Een tegeltableau van een walvisvaarder uit Amsterdam uit de achttiende eeuw. Te zien in de stijlkamer van het Sorgdragerhuis. Dit schip werd ook wel voor de koopvaardij gebruikt, maar hier vaart hij als walvisvaarder. Dat kun je zien aan de dwarsbalk op het achterschip, waaraan aan bakboord en stuurboord twee sloepen hangen. Als walvisvaarder waren er zes sloepen aan boord, waarin de bemanning op walvissen joeg. Als koopvaardijschip nam het schip minder sloepen mee.


Collectie


De nappen


Potten en dozen

Een toejas, een uit Rusland afkomstige tabakspot van berkenbast.

Een butte, een ovalen spanen kistje uit Scandinavië.


Kapiteinslepels

Kapiteins in de handelsvaart kregen van verladers van goederen vaak een zilveren lepel. In de vaste collectie van Museum Sorgdrager zijn vier van deze zogenoemde kapiteinslepels te zien. Op twee lepels staan de namen van de verladers J.F. Hein in Danzig en R. Kleyenstuber uit Koningsbergen. 


Hoerenhondjes 

In de stijlkamer van het Sorgdragerhuis staan twee setjes honden. Porseleinen beeldensetjes als deze waren in de hoogtijdagen van koningin Victoria populair bij de Britse middenklasse. In de volksmond worden ze hoerenhondjes genoemd. Het is een verwijzing naar het oude gebruik van prostituees om de beeldjes met de snuit richting de kamer te richten als er een klant binnen was en met de snuit richting de straat als de dame beschikbaar was. Prostituees gebruikten de hondjes ook als dekmantel door zich als souvenirverkoopster voor te doen.

In Nederland zijn veel van deze hondensetjes terechtgekomen, doordat vissers uit Noord-Nederland ze in de 19e eeuw als souvenir meenamen uit  Schotland. Het was een tijd waarin veel mensen hier geen werk konden vinden en aanmonsterden op schepen die voor de haringvangst naar de Schotse Shetlandeilanden voeren. In Larwick kochten ze deze hondjes, die in het Engelse Staffordshire werden gemaakt. 

Wees welkom...

Geen klandizie binnen, wees welkom, was de boodschap die deze hondjes uitstralen.

 

Als de snuit van de hondjes naar binnen was gericht, had de prostituee een klant.